Wageningen maakt werk van Goed Werk

WAGENINGEN - De gemeente Wageningen heeft vorig jaar flinke stappen gemaakt in het begeleiden van inwoners naar werk. Zo is in 2021 het aantal huishoudens dat afhankelijk is van een bijstandsuitkering gedaald. Ook waren er vorig jaar meer bijstandsgerechtigden die bijverdienden met parttime werk. De gemeente ging samenwerken met De Koekfabriek en de gemeenteraad stelde de startnotitie ‘Goed Werk’ vast. Via een aanbesteding is bovendien geregeld dat het Werkpunt de komende jaren blijft draaien. Hier kunnen Wageningers die nog niet klaar zijn voor een betaalde baan werkervaring opdoen.

Wethouder participatie Maud Hulshof: “In Wageningen hebben we een premieregeling voor inwoners, die naast hun uitkering bijverdienen met parttime werk. Dit is een succes; dat zien we terug in de cijfers. In Wageningen zijn aanzienlijk meer bijstandsgerechtigden die aanvullende inkomsten hebben dan elders in het land. Dat is goed voor de inwoner. Deze mag een deel van de bijverdiensten houden, heeft een zinvolle daginvulling en doet werkervaring op. Maar de gemeente vaart er ook wel bij, omdat we minder aan de uitkering hoeven uit te geven.”

Ondanks de goede cijfers, wil de gemeente nog meer inwoners naar werk begeleiden. Het Werkpunt speelt daarbij een belangrijke rol. Dit is de plek met dienstverlening en ondersteuning gericht op het begeleiden naar werk. Het Werkpunt wordt gerund door de organisatie ‘Compleet Mensenwerk’. Zij blijven dit de komende jaren doen op basis van de recente aanbesteding 

De gemeente is ook gaan samenwerken met De Koekfabriek. Hier hebben mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt de kans terug te keren in de maatschappij. Er zijn nu drie medewerkers van de gemeente die een speciale (beschutte) werkplek nodig hebben aan het werk bij De Koekfabriek.

Onlangs heeft de gemeenteraad de ‘startnotitie Goed Werk’ vastgesteld. Op basis daarvan gaat het college van B&W het project ‘Vertrouwen Werkt’ evalueren en onderzoeken welke mogelijkheden er voor een nieuwe pilot zijn. Deze moet zich richten op het loslaten van de ‘kortste weg naar werk’ en meer aandacht hebben voor vrijwilligerswerk, opleiding en bemiddeling naar banen die (meer) aansluiten bij de wens van de bijstandsgerechtigde.